De gewone regenworm

figuur 1 (afbeelding van de gewone regenworm)

figuur 2 (de leefomgeving van de gewone regenworm)

figuur 3 (een vijand van de gewone regenworm: de mol)

figuur 4 (de anatomie van de gewone regenworm)

  • Leefgebied:

De gewone regenworm (zie figuur 1) heeft een wereldwijde verspreiding. (zie bron 1)

  • Habitat:

De gewone regenworm leeft vlak onder het grondoppervlak. De zuurgraad van de grond is van groot belang. De gewone regenworm heeft een voorkeur voor een pH-neutrale tot iets zure grond (zie figuur 2). In zure gronden kan de gewone regenworm niet leven, zoals bijvoorbeeld veengronden.

  • Gedrag en leefwijze:

Gewone regenwormen zijn goeie compostproducenten. Daarnaast zijn ze ook hele goede tunnelbouwers. Doordat ze plantaardig materiaal afbreken en tunnels graven hebben gewone regenwormen veel invloed op de bodemstructuur. Ze zorgen voor de menging van de aarde en dat er genoeg zuurstof in de bodem zit. Ook houden de gewone regenwormen de zuurgraad en vochtigheid op peil. Door de aanwezigheid van de gewone regenwormen in de bodem kunnen water, lucht en plantenwortels gemakkelijker in de grond komen. De gewone regenworm is dus ook erg belangrijk voor ons. (zie bron 4)

De gewone regenworm komt vaak naar boven als het regent. De trillingen van de regen verward de worm namelijk met de trillingen van de vijand. Je kunt ze dus ook overal tegenkomen behalve in droge klimaten en op Antarctica.

Per dag kunnen gewone regenwormen wel 5 km aan gangen graven. In één jaar verwerken ze zo’n 3000 kilo grond tot compost.   

  • Seizoensactiviteiten:

Bij de gewone regenworm is er geen sprake van seizoensactiviteiten.

  • Voortplanting:

De gewone regenwormen paren als het donker is en boven de grond. De wormen blijven aan elkaar plakken doordat het clitellum extra slijm produceert. De kop ligt tegen de kont en de kont tegen de kop. Zo wordt 2 uur lang sperma en eicellen uitgewisseld. Elk individu kan eitjes afzetten, omdat gewone regenwormen hermafrodiet zijn. Dit gebeurt met een cocon. Na de paring ontstaat er in de grond een buisachtig omhulsel vanuit het clitellum. Dit wordt door de regenworm uit elkaar getrokken. Doordat hij achteruit kruipt kunnen sperma en eicellen de buis in. Als de buis los is van het lichaam van de worm dan sluit de buis zich tot een cocon. Na ongeveer 2 weken kunnen daar babywormen uit tevoorschijn komen. Als deze babywormen worden geboren zijn ze nog wit. Maar door de bloedsomloop verkleuren ze al snel in roze. (zie bron 3)

  • Uiterlijk:

De gewone regenworm heeft een spitste kop, hij heeft geen kaken, tanden, oren of ogen. Zijn achtereind is afgeplat en dikker. Regenwormen hebben ook geen poten maar bewegen zich voort door samentrekkende bewegingen. Het lichaam van een regenworm bestaat uit segmenten, het aantal hier van neemt toe naarmate de worm ouder wordt (zie figuur 4). Vooraan zit bij volwassen wormen (bij ongeveer het 30ste segment) een verdikking, wat ook wel het zadel genoemd wordt. Een regenworm heeft ongeveer 150 segmenten. Het voorste segment bevat de mondopening, hiervoor is het mondflapje aanwezig. Dit mondflapje is geen segment, maar een uitgroeisel van de monddelen. Het mondflapje kan een lobje van het eerste segment zijn, dit noemen we epiloob. Het mondflapje kan ook een verbinding hebben met het tweede segment, dit noemen we tanyloob. Ook bestaat het zogenoemde zygoloob, hierbij bevind er zich geen verbinding tussen de eerste segmenten. Vanaf het 5e segment bevinden zich gepaarde openingen aan de buizijde van de regenworm. Dit worden nefridiporiën genoemd. Dit zijn uitscheidingskliertjes. Ook bevindt zich op alle segmenten, behalve de laatste en de eerste, zogeheten borstels. De regenworm heeft er vier per segment. Deze borstels zijn gegroepeerd in rijen. Aan elke lichaamskant een rij en op de buikzijde twee rijen. Sommige borstels, degene die wat langer zijn, worden gebruikt tijdens de paring. De rest van de borstels speelt een rol bij de richting waarin een worm zich verplaatst. De huid van de worm is opgebouwd uit verschillende lagen. Aan de buitenkant zit de cuticula, een verharde laag boven de epidermis (de huidlaag) die beschermt tegen uitdroging. Hieronder zit de epidermis waarin zich enkele klier en zintuigcellen bevinden. Onder de epidermis zit dwarsgestreept spierweefsel, en daar onder zit glad spierweefsel. Verder bevindt zich dicht onder de huid nog een laag huidspieren bij de regenworm. (zie bron 2)

  • Voedsel:

Regenwormen leven van organisch plantaardig materiaal dat dood is. Het zijn afvaleters, zo eten ze bijvoorbeeld bladeren en plantenresten. Soms eten regenwormen de uitwerpselen van andere dieren aangezien die veel verteerbare stoffen bevatten. Het eten van de uitwerpselen van andere wormen vermijden ze wel. De weke delen van hun soortgenoten en andere dieren eten ze dan weer wel op.

  • Voedselpiramide/keten:

Regenwormen dienen voor een hoop vogelsoorten als voedsel. Daarnaast eten mollen, egels en dassen ook wormen (zie figuur 3). Ook zijn er nog een aantal insecten zoals naaktslakken en kevers, die regenwormen op hun menu hebben staan. Zelf eten ze alleen de weke delen van soortgenoten en andere dieren

Gebruikte Bronnen:

bron 1: https://nl.wikipedia.org/wiki/Regenwormen  

bron 2: https://biologiepagina.nl/1/Ordening6/regenworm.htm

bron 3: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/regenwormen-onmisbare-tunnelbouwers/ 

bron 4: https://www.ivn.nl/afdeling/voorne-putten-rozenburg/gewone-regenworm-0

Wil je ervaren hoe een worm zich voortbeweegt? Speel dan dit spelletje eens!