De das

figuur 1(hier zie je een foto van een das)   

figuur 2 (de leefomgeving van de das)

figuur 3 (een uitgegraven dassenburcht)

figuur 4 (het voorkomen van drie verschillende soorten dassen)

  • Leefgebied

Dassen (zie figuur 1) komen in het grootste gedeelte van Europa en Azië voor. De grens in het zuiden loopt van Zuid-Europa door Klein-Azië, Iran, Tibet en China tot in Japan (zie figuur 4). De grens in het noorden loopt tot aan de poolcirkel. Dassen komen ook op een paar eilanden voor zoals Rhodos in de Middellandse Zee (zie bron 4).

  • Habitat

Dassen leven in een groot netwerk van tunnels onder grond. Alle tunnels samen worden ook wel een burcht genoemd (zie figuur 3). Deze burchten kunnen van generatie op generatie worden gebruikt. Ze kunnen eeuwenoud worden. De beste plekken om deze burchten te graven     zijn: tussen heggen, struiken en houtwallen (zie figuur 2). Vaak heeft een burcht 3 tot 10 ingangen. Deze ingangen kunnen tussen de één en tien meter van elkaar af liggen. De gangen zijn 10 tot 20 meter lang en hebben een diameter van ongeveer 30 centimeter. Deze gangen komen uit in allerlei kamers die zijn bekleed met plantaardig materiaal. Overdag blijven dassen vaak in de burcht. In zomermaanden zijn dassen voor zonsondergang vaak actief. In wintermaanden komen ze minder vaak uit hun burcht. Het territorium is vaak 30 tot 50 hectare groot. De gronden waar dassen hun voedsel halen, overlappen vaak met andere groepen. In één hectare leven rond de 5 tot 8 volwassen dassen (zie bron 1).

  • Seizoensactiviteiten:

Er wordt geen winterslaap gehouden door dassen, alleen een winterrust. Dit betekent dat dassen op dit moment minder actief zijn. Als het herfst is kunnen dassen wel 10 uur van hun burcht wegblijven om een wintervoorraad aan te leggen. Rond de vroege lente valt de paartijd van de das, maar soms wordt er ook nog in de zomermaanden gepaard. 

  • Gedrag/leefwijze

Dassen leven in een familiegroep dat ook wel een clan wordt genoemd. Een clan kan bestaan uit: volwassen dieren, jongen van dit jaar en jongen van vorig jaar. Een clan kan tussen de 2 en 12 dieren bevatten. In sommige situaties is een clan zelfs nog groter. Het voordeel van zo’n grote groep is het beschermen van hun eigen territorium.

Binnen een familiegroep is er een dominante mannetjesdas (beer) en een dominante vrouwtjesdas (zeug). De dominante zeug krijgt de jongen. Als een territorium het toelaat kunnen er ook twee nesten ontstaan als een ondergeschikt vrouwtje drachtig wordt.

Binnen een clan hebben dassen een sterke sociale band met elkaar. Als een das ziek of oud is wordt hij niet direct gedood door de rest van de clan. Wel wordt er hier en daar gevochten. Bij het twisten om de hiërarchie bijvoorbeeld. Dode dassen worden wel eens gevonden in het veld. Vaak zijn dit dassen die een verkeersongeluk hebben meegemaakt of jonge dassen die aan hongernood zijn gestorven. Dit kan gebeuren als de moeder van het jongen dasje al overleden is. Er zijn weinig dassen die overlijden door een territoriaal gevecht. De populatie is vaak zo klein dat dit nauwelijks voorkomt.

Dassen komen s’ avonds pas uit hun hol. Overdag slapen dassen in groepjes in hun burcht. S’ avonds besteden dassen eerst veel tijd aan de verzorging van hun pels. Ze kunnen wel minutenlang gaan krabben net als een hond. Dassen gebruiken hun lange nagels als kam. Ze kunnen op hun onderrug gaan zitten en lekker over hun buik krabben.

Elke das heeft een eigen geur. Een mengeling van alle individuele geuren zorgt voor een aparte geur per clan. Hierdoor herkennen dassen elkaar, maar ook indringers. Als de paartijd is aangekomen zijn dassen erg territoriaal. Als deze paartijd eenmaal voorbij is, dan vinden er wel eens overschrijdingen van territoriumgrenzen plaats. Dassen uit territoria die dicht bij elkaar liggen zijn sterk verwant aan elkaar en zoeken elkaar regelmatig op in de burchten.

Het zoeken van voedsel wordt individueel gedaan. De moeder begeleid de jonge dasjes als ze na 2 maanden voor het eerst uit hun hol zijn gekomen. Ze leert de jongen waar voedsel te vinden is en wat wel en niet eetbaar is. Er wordt zo een soort plattegrond opgebouwd van geuren.   

De zwarte en witte strepen op de kop van de das waarschuwen andere dieren. Hij ziet er sterk uit en beschikt over ‘wapens’. Veel dieren laten de das daarom gewoon zijn gang gaan. 

  • Voortplanting

Het gehele jaar door kunnen dassen paren, maar de piek ligt in februari. De 4 tot 6 dagen dat de zeug loops is kan ze paren met meerdere mannetjes. De dominante mannetjes proberen dit te voorkomen en zijn in deze periode zeer territoriaal. De duur van een paring kan tussen de 10 en 90 minuten liggen. De innesteling bij dassen is vertraagd. Na de paring delen de bevruchte eicellen zich een paar keer tot het een blastocyt wordt. Blastocyten blijven zweven in plaats van innestelen in de baarmoederwand. Het zeugje slaat in de herfst een vetreserve op in haar lichaam. Dit doet ze voor de voedselschaarste die er dan aankomt in de winter. In deze vetten zitten ook hormonen. Deze hormonen komen vrij als het zeugje haar vetreserves verbruikt. De concentratie hormonen is dan zo hoog in het bloed dat de blastocyten zich wel gaan innestelen in de baarmoederwand. De jongen wordt 8 weken later geboren. Er zijn een paar dingen die kunnen resulteren in abortus of dat de blastocyten weer in het bloed worden opgenomen. Als de dassen stressen door betredingen van de burcht door honden, mensen of andere dieren. Ook werkzaamheden rond de burcht kunnen tot abortus leiden. De kleine geboren jongen kunnen worden doodgebeten door de volwassen dieren vanwege de stress. 1x per jaar kunnen dassen jongen krijgen. Deze jongen worden in februari geboren en dat aantal verschilt van 1 tot 5 jongen. In de eerste 8 weken overleven vaak maar 2 jongen. Als het territorium het toelaat kunnen er ook twee nesten worden geboren.        

  • Uiterlijk

Dassen hebben een witte kop met 2 zwarte strepen die vanuit zijn nek, over zijn oren en ogen naar zijn snuit lopen. De oren van een das zijn zwart en hebben een wit randje. De buik en de poten zijn ook zwart, maar de staart is helemaal wit. Ook heeft de das grijze haren op zijn rug. Ten slotte heeft de das twee lagen vacht. De onderste vacht is wit donshaar en de bovenste laag zijn lange, rechte haren. De das heeft een klein hoofdje en een beweegbare snuit waarmee hij in de grond kan wroeten. Hij heeft een dikke en korte nek, een lang lijfje en een klein, kort staartje. Zijn staartje is ongeveer 20 centimeter. De staart van de das kan aangeven of het een mannetje of vrouwtje is. Is de staart ovaal van vorm, dan is het vaak een vrouwtje. Is het wigvormig, dan is het een mannetje. Een das heeft korte pootjes met scherpe nageltjes. Doordat de das krachtig is gebouwd heeft hij het ideale lichaam om goed in de grond te kunnen graven. De lijfjes van de dassen kunnen wel 90 centimeter lang worden en 30 centimeter hoog. Meestal zijn de mannetjes wel wat sterker dan de vrouwtjes.

  • Voedsel

Dassen behoren tot de familie van de marterachtigen (zie bron 2). Maar eigenlijk is het een trage alleseter. Hij eet het hele jaar door dierlijk, maar ook plantaardig voedsel. Hij is geen echte jager en pakt liever eten wat direct voor zijn neus staat. Omdat de das zo’n opvallende kop heeft en op een luidruchtige manier aanvalt kunnen zijn meeste prooien ontsnappen. Dassen hebben dan wel een groot en krachtig lijf, maar eten vrij kleine dingen. Regenwormen zijn de voornaamste prooi van de das. Er is onderzoek gedaan naar de maag van een das. Er bleek voor 75% regenwormen in de maag van de das te zitten. 65% van de geteste magen zaten alleen maar vol met regenwormen. Weilanden met kort gras zijn geschikte leefomgevingen voor de das. Lang gras is minder effectief, omdat de das de wormen dan minder goed kan vinden en de wormen worden gewaarschuwd door het bewegende gras. In weilanden ligt ook vaak koeienvlaai waar mestkevers in zitten. Dit vinden dassen ook lekker. Als wormen dieper in de grond zitten kunnen dassen het weiland vernielen. Dassen eten naast wormen en mestkevers ook: insecten, slakken, amfibieën, muizen, ratten, egels, kleine kadavers, bessen, valfruit, granen en maïs. Dassen moeten over het algemeen 400 tot 600 gram voedsel eten peer dag (zie bron 3).     

  • Voedselpiramide/keten

Dassen zijn verzamelaars, geen jagers. Als er naar voedsel gekeken wordt, is dit ook direct duidelijk. Van de voeding bestaat 70% uit regenwormen, insecten en kleine knaagdieren. Ook plantaardig voedsel staat op het menu. Paddenstoelen, wortels, vruchten, fruit, eikels en veldvruchten vinden dassen ook lekker. Ook de nesten van wespen en hommels slaan dassen niet over. Dassen zijn omnivoren en zijn geen voedselconcurrent van de mens. Dassen moeten leren om eieren te eten. Regenwormen vormen het hoofdmenu voor de voeding. Het overige eten varieert per seizoen. Omdat dassen jonge vogels, eieren of jongen van bejaagde zoogdieren eten worden dassen ook wel gezien als schadelijk.

Gebruikte bronnen:

bron 1: http://www.stichtingdassenwerkgroeplimburg.nl/download/ecologievandedas.pdf

bron 2: https://nl.wikipedia.org/wiki/Das_(dier)

bron 3: https://www.dassenwerkgroepbrabant.nl/pages/voedsel.html

bron 4: http://www.roofdieren.info/content/land/marter/das.php

Maak jouw eigen website met JouwWeb